Column

Nog een column voor Buonissimo:

Guarda Opa, un auto senza dak!

Deze zin werd door mijn destijds 3-jarige dochters uitgeroepen, toen Opa ons ophaalde van het vliegveld en een cabrio inhaalde. Heerlijk is het om te horen hoe mijn tweetalige dochters een mengelmoes van Italo-Olandese zich eigen maken. In “Guarda Opa, un auto senza dak” heel precies zelfs, woord voor woord. Om en om.

Een enkel woord is volledig versmolten. Waar “gordijnen”  in het Italiaans “tende” heten, hebben mijn kinderen die altijd “go-dende” genoemd. Zelf nu ze acht jaar zijn, hoor ik dat nog. Toch beginnen ze de twee talen steeds beter te onderscheiden. Maar een typisch Nederlands woord wordt nog regelmatig gesmokkeld tussen de waterval van Italiaanse klanken.

Geef  ze eens ongelijk! Ook ik doe dat, want sommige woorden zijn nu eenmaal niet te vertalen. Of hebben een betere klank of connotatie in de eigen taal. Als kind van een Belgische moeder en een Nederlandse vader, weet ik dat maar al te goed. Ik pikte handig sommige woorden uit het Vlaams op, die ik beter, logischer of simpelweg korter vond. Dus vertelde ik in Nederland op school dat we in het weekend “getouterd” hadden en heb ik mijn hele leven “gepinkt”. 

Mijn linguïstisch Italië-avontuur, begon ik via een omweg. Ik werd verliefd op de serie La Piovra, die in de jaren tachtig door de Nederlandse televisie werd uitgezonden. Vier seizoenen lang was ik in de ban van maffiabestrijder Corrado Cattani  (Michele Placido) Na zijn dood, in de vierde serie, gaf ik het op. Ik heb ze heus niet alle tien gezien.

Maar, die taal. Die taal! Ik verstond er niets van, maar het zong zo mooi. Zo mooi wilde ik ook wel zingen. Dus ik schreef me in voor een talencursus Italiaans, ’s avonds in het wijkcentrum. Helaas, de cursus zat vol en er werd mij “Spaans” aangeboden. “Dat lijkt er wel wat op”, wisten ze mij te verleiden, en dus leerde ik een jaar lang Spaanse woorden. Maar het klonk toch niet als Michele Placido, vond ik.

Na de Academie voor Journalistiek, vervolgde ik op de universiteit een korte studie Cultuur en Letteren. Het voordeel daar was, dat je ook diverse facultatieve vakken kon volgen. Dus waagde ik nog eens een poging om Italiaans te leren. Nu spookte niet alleen Michele Placido door mijn hoofd, maar ook die leuke Italiaanse jongen, die ik vijf jaar daarvoor op vakantie had leren kennen. Maar ach, ook bij de studenten was Italiaans blijkbaar populairder dan Spaans en eindigde ik weer met ¿De donde es usted?

“Non c’è due senza tre” zeggen de Italianen….. Driemaal is scheepsrecht. Dapper schreef ik me daarna in voor een privé cursus Italiaans bij een taleninstituut. Inmiddels had ik besloten te emigreren naar het land van Michele Placido (en die andere leuke jongen), dus werd het tijd dat ik iets meer kon uitstoten dan “Come ti chiami?” Ik had nog een paar maanden en toen ik in het najaar van 1997 eindelijk uit de trein stapte in Rome, was ik toch al redelijk wat werkwoorden machtig.

Echte conversaties lukte nog niet vlot, maar ik was niet te beroerd om woorden te gokken. Vaak door het Engels om te zetten naar het Italiaans, maar dat pakte natuurlijk niet altijd goed uit. Zo ging ik mijn tanden “bruciare” (verbranden), in plaats van “lavare” (wassen/poetsen), of legde ik uit dat ik een “portreto” (?) moest schrijven, in plaats van “ritratto” (portret) of vond ik iets een schoon “carpeto” (?), terwijl ik daar juist wel het Nederlandse tapijt had kunnen verbasteren tot het correcte “tappeto”.

Hilarisch werd het pas echt als ik Romeins dialect voor Italiaans aanzag. Wie zich verplaatst met bus, tram en metro, pikt het dialect zò op. Met overdreven gebarentaal en gezichtsuitdrukking erbij, wordt de betekenis onmiskenbaar. Italiaans, voor wie niet beter weet. Totdat ik bij een familiediner in al mijn enthousiasme in dàt Italiaans “Jee, wat een geluk!” uitriep. Het was een ogenblik doodstil en de hele familie keek mij aan, voordat iedereen het uitproestte van het lachen. Ik had zojuist in plat-Romeins “Vermoord, wat een kont!” (Ammazza, che culo!) geroepen.

Ook al is mijn Italiaans inmiddels behoorlijk gevorderd, toch gooi ik er nog steeds Nederlandse woorden tussen. Omdat ze beter, logischer of korter zijn. Zo blijft de kaasschaaf natuurlijk de kaasschaaf en om bovenin de keukenkastjes te geraken, gebruiken we in huis het “stoepje”. Ook voor het opvouwbare en multifunctionele boodschappen-kratje, bestaat hier geen fatsoenlijke variant, dus je kunt bij ons zelfs mijn Italiaanse man horen zeggen: “Porta il kratje!”.

En waar we ook op straat een cabriolet zien, roep ik lachend naar de kinderen: “Guarda, un auto senza dak!”

Opa senza dak